Sommigen houden van tourbillons, anderen raken niet uitgepraat over de klank van een minute repeater en weer anderen adoreren de chronograaf. Maar hoe fraai die complicaties ook zijn, een horloge dat tot in de ‘eeuwigheid’ de juiste tijd én datum aangeeft, is toch echt één van de meest fascinerende uurwerktechnieken denkbaar. Eeuwigdurende kalenders vervelen nooit. Of het nu gaat om vintage modellen of moderne creaties. Vandaag ‘Eeuwig verveelt nooit Deel 1’ met o.a. Patek Philippe, Breguet en IWC. Morgen Deel 2.
De eeuwigdurende kalender in een polshorloge toont niet alleen de tijd en de datum, maar ook de lange geschiedenis van de tijdmeting. En dat alles in één oogopslag. De schrikkeljaren, de maanstand, de dag en datum en natuurlijk de tijd liggen uitgestald op een wijzerplaat. Onder de wijzerplaat werkt een uurwerk dat verrassend veel wegheeft van een rekenmachine en dat een lange ontwikkelingsgeschiedenis kent die eeuwen geleden begon.
1364, het begin
Nadat de mens het ritme van dag en nacht had vastgesteld, werd het meten van de tijd als hoofddoel gesteld. Eerst in grote stappen door middel van kalenders die jaren, seizoenen, maanden en dagen vastlegden en daarna met instrumenten die steeds nauwkeuriger uren en minuten wisten te vangen. In 1364 bouwt Giovanni de Dondi uit Padua zijn Astrarium: een van de eerste astronomische klok en wonder van technisch vernuft op huiskamerschaal. De bewegingen van het uitspansel worden door De Dondi met behulp van 107 onderdelen en zeven wijzerplaten voor iedereen zichtbaar gemaakt. De mechanische uurwerken die eind 15e eeuw simultaan ontstaan in Italië, Duitsland en Frankrijk hebben tot doel de gebruikte uurwerkmechanismen te verkleinen en steeds nauwkeuriger te maken; een principe dat tot het verschijnen van de elektronische horloges eind jaren ’70 gebezigd wordt.
Eeuwig maar niet voor altijd
Het is de Engelse horlogemaker Thomas Mudge die halverwege de 18e eeuw grote stappen zet op het gebied van nauwkeurigheid en functionaliteit. Mudge bouwt onder andere in 1762 een zakhorloge dat is uitgerust met wat wordt erkend als de eerste eeuwigdurende kalender, een functie die doet wat de naam zegt; de dag, datum, maand en het jaar aangeven en dat gedurende zo’n honderd jaar, niet de oneindige periode die ‘eeuwigdurend’ misschien doet vermoeden. Het gecompliceerde mechanisme verbreidt zich langzaam onder Europese horlogemakers die hun varianten en verbeteringen toepassen en wordt in zakhorloges geplaatst.
In 1925 presenteert Patek Philippe het eerste horloge voorzien van eeuwigdurende kalender. Het horloge is uitgerust met een klein gecompliceerd zakhorloge-uurwerk en vier jaar later verschijnt het eerste (dames)polshorloge met een specifiek daarvoor ontworpen eeuwigdurend kalenderuurwerk in de vorm van de Breguet no. 4244. Vijf decennia later rijst uit de resten van de Quartz Crisis in 1985 de IWC Da Vinci chronograaf met eeuwigdurende kalender en begint het emotionele tijdperk van de complicaties zoals we dat vandaag de dag nog kennen.
365,2425 dagen per jaar
De eeuwigdurende kalender is nu misschien een uiting van kunde van de horlogemaker en goede smaak van de drager en hoort het niet meer thuis in de praktische wereld, maar nooit eerder werden er zoveel gecompliceerde kalenderhorloges gemaakt – zoals dat ook geldt voor andere complicaties als de tourbillon en minutenrepetitie. Functionaliteit heeft plaatsgemaakt voor gevoel, maar de techniek van een kalenderuurwerk behoudt dezelfde basis. Wat de eeuwigdurende kalender zo gecompliceerd en daardoor zo fascinerend maakt, is het automatisme waarmee het mechanisme de verschillende lengtes van de maanden en de schrikkeljaren weergeeft. Reguliere kalenderhorloges – de basis is de Gregoriaanse kalender die uitgaat van 365,2425 dagen per jaar en 97 schrikkeljaren per 400 jaar – moeten tot wel vijf keer per jaar met de hand worden bijgesteld, een jaarkalender heeft ieder jaar opnieuw aandacht nodig en de zeldzame 1461-dagen kalender dient eens per vier jaar opnieuw te worden ingesteld. De eeuwigdurende kalender heeft bijna geen bemoeienis van de drager nodig. Het uurwerk is namelijk in staat de juiste dagen, maanden en jaren accuraat te calculeren en weer te geven. Calculeren is de juiste term want eigenlijk is het kalenderuurwerk een soort van mechanische rekenmachine en is de datumweergave de uitkomst van de berekeningen die in de horlogekast worden uitgevoerd.
De 400-regel
De ‘rekenmachine’ houdt zelfs rekening met de 29 dagen van februari in het geval van een schrikkeljaar, maar waar het geen rekening mee houdt zijn de seculaire jaren zoals 1800, 1900 en 2100. Een seculair jaar is net als de schrikkeljaren deelbaar door vier, maar in plaats van de 366 dagen die een schrikkeljaren heeft een seculair jaar 365 dagen net als een standaard jaar. Dat is voor het leeuwendeel van de eeuwigdurende kalenderhorloges te ingewikkeld. Op 28 februari 2100 komen die kalenderhorloges in de problemen want de volgende dag is het niet 29 februari zoals het schrikkeljaar doet vermoeden maar 1 maart omdat de 400-regel van toepassing is. Deze regel bepaalt dat jaren die niet deelbaar zijn door 400 geen schrikkeljaren zijn. De aarde heeft 365 dagen en afgerond zes uur nodig om een baan rond de zon te beschrijven. Door elke vier jaar een datum tussen te voegen, loopt de kalender weer bijna helemaal in de pas met de aarde en de 400-regel houdt de overcompensatie in het gareel.
Overcompensatie
Slechts twee polshorloges zijn op de zeldzame overcompensatie berekend, de Franck Muller Aeternitas Mega 4 en de Svend Andersen Perpetual Secular Calendar. Voor de gefortuneerde en gelukkige dragers van deze horloges voltrekt zich op 12 uur ’s nachts 28 februari 2100 een zelden vertoond mechanisch mirakel. Waar alle andere dragers van gecompliceerde eeuwigdurende kalenders hun horloge in de fout zien schieten, zien zij de correcte datum 1 maart verschijnen. Een ritje naar de horlogemaker blijft deze zeldzame gelukkigen dus ‘bespaard’. Morgen in deel 2 vervolgen we dit ‘eeuwigdurende’ verhaal met o.a. creaties van Jaeger-LeCoultre, Frederique Constant en Audemars Piguet.